Is samenvoeging van twee ongelijksoortige opdrachten, die gelijktijdig moeten worden uitgevoerd, “onnodig” in de zin van art. 1.5 lid 1 Aw 2012? Wanneer in zo’n geval de motiveringsplicht van art. 1.5 lid 2 Aw 2012 voldoende is nageleefd, moet dan alsnog op grond van art. 1.5 lid 3 Aw 2012 worden gemotiveerd waarom het opdelen van de opdracht in percelen “niet passend” is?