Advies 318: Niet-functionele eisen aan minicontainers worden als disproportioneel en discriminerend beoordeeld.

Europese openbare aanbesteding voor levering van minicontainers en afvalcontainers. Het geschil draait om de technische eisen die gesteld zijn aan de minicontainers (perceel 1). Volgens klager zijn die eisen discriminerend en disproportioneel en zou slechts één leverancier aan die eisen kunnen voldoen.

De Commissie toetst die eisen aan artikelen 1.10, 2.75 en 2.76 Aw 2012 en overweegt dat in beginsel een aanbestedende dienst mag vragen om maatwerk, mits hij de eisen dan zoveel mogelijk functioneel specificeert. Het uitvragen van maatwerk wordt naar het oordeel van de Commissie echter problematisch indien de markt dat maatwerk niet eenvoudig kan realiseren. Dat zal al snel het geval zijn bij standaard producten die in grote aantallen worden aangeboden en waarbij veel inspanningen van de marktpartijen worden gevraagd om door één aanbestedende dienst gevraagde wijzigingen in dat aanbod aan te brengen.

Beklaagde heeft verwezen naar een Europese norm, maar is ook op onderdelen afgeweken van die norm. Het doel van normen is het standaardiseren van de eisen waaraan producten moeten voldoen opdat fabrikanten weten dat wanneer zij producten maken die aan de normen voldoen, deze overal in de Europese Unie aanvaard moeten worden door aanbestedende diensten. Het zonder noodzaak afwijken van normen benadeelt bepaalde fabrikanten die immers geen rekening hebben kunnen houden met die afwijkingen.

De Commissie is van oordeel dat beklaagde onvoldoende heeft verwezen naar standaarden en de eisen onvoldoende functioneel heeft gespecificeerd, terwijl dat wel mogelijk was geweest. Toepassing van artikel 2.76, leden 5 en 6, Aw 2012 is dan niet aan de orde (het accepteren van gelijkwaardige producten).

Nu beklaagde onvoldoende functioneel heeft gespecificeerd en slechts één leverancier in staat is aan de combinatie van eisen van beklaagde te voldoen, is de Commissie van oordeel dat de combinatie van de eisen niet meer in een redelijke verhouding staat tot het voorwerp van de opdracht en beklaagde de inschrijvers niet op gelijke en niet-discriminerende wijze behandelt.