Advies 283: Kwaliteit is conform de aanbestedingsstukken beoordeeld - geen strijd met transparantiebeginsel. Strategische inschrijving niet aangetoond.

Beklaagde heeft namens drie aanbestedende diensten een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure aangekondigd voor een door ieder van die aanbestedende diensten afzonderlijk te sluiten raamovereenkomst met meerdere ondernemingen voor ICT adviesdiensten. De opdracht is verdeeld in vier percelen. Er zijn twee klachten:
1. De inschrijving van klager is niet correct beoordeeld. De inhoudelijke vragen die in de subgunningscriteria werden gesteld enerzijds en de wijze waarop de inschrijving van klager is beoordeeld anderzijds, sluiten niet op elkaar aan; en
2. Een van de winnende inschrijvers heeft strategisch/niet marktconform ingeschreven.

Klager stelt dat uit de mededelingen van de gunningsbeslissingen alsmede uit de verificatiegesprekken die daarna hebben plaatsgevonden expliciet bleek dat de inschrijving van klager is beoordeeld vanuit de “praktijk van vandaag”. Klager stelt in de kern dat de vragen die in de subgunningscriteria werden gesteld gericht waren gericht op perspectief, nabije toekomst en verwachte ontwikkelingen.

De Commissie kan uit de door klager geponeerde stellingen als enig concreet verwijt destilleren dat beklaagde de inschrijving van klager heeft beoordeeld vanuit het heden, terwijl bij diverse subgunningscriteria zou worden gevraagd om een visie die gericht is op de toekomst. Uit het antwoord op vraag 55 van de Nota van Inlichtingen blijkt echter dat beklaagde de inschrijvers expliciet heeft laten weten dat de in de gunnings- en beoordelingssystematiek gevraagde visie geen toekomstbeeld, maar de huidige manier van kijken van de inschrijver betreft. Het voorgaande betekent naar het oordeel van de Commissie dat beklaagde de inschrijving van klager niet anders heeft beoordeeld dan klager op grond van de in de Gunningsleidraad uitgewerkte gunnings- en beoordelingssystematiek mocht verwachten. Het eerste klachtonderdeel wordt derhalve ongegrond verklaard.

Klager stelt dat een van de winnende inschrijvers – inschrijver A – in strijd met de Gunningsleidraad strategisch/niet marktconform heeft ingeschreven op perceel 1. A heeft volgens klager met een gemiddelde prijs van zo’n € 74,- voor junior/medior/senior topfuncties op het gebied van management en consultancy strategisch ingeschreven. Klager beroept zich in dit verband op een benchmark van PWC over 2012 waaruit een gemiddelde prijs blijkt van € 72,- voor alle IT-functies, van helpdesk, support t/m ontwerp en programmamanagement. Ook uit een in 2013 door Spir-IT uitgevoerde benchmark blijkt volgens klager een substantieel hogere prijs. Klager is van mening dat dit, zeker gezien de aantrekkende economie, geen marktconforme tarieven zijn.

Niet gebleken is volgens beklaagde dat A dusdanige lage prijzen heeft geoffreerd dat haar offerte hierdoor als een strategische inschrijving dient te worden aangemerkt. A heeft bij haar prijstelling voldaan aan de eisen die zijn opgenomen in paragraaf 3.1.3 van het Gunningsdocument. Daarbij miskent klager overigens dat het niet om een gemiddelde prijs gaat waarop de puntenscore is gebaseerd maar om het totaal gewogen maximum uurtarief.

De Commissie is van oordeel dat de door klager gestelde feiten onvoldoende aanleiding geven om aan te nemen dat er door de winnende inschrijvers strategisch zou zijn ingeschreven. Uit de reactie van beklaagde – waarin de stellingen van klager bovendien uitdrukkelijk en voldoende onderbouwd worden weersproken – blijkt ook overigens niet dat zich een dergelijk geval zou hebben voorgedaan. Het tweede klachtonderdeel wordt derhalve ongegrond verklaard.