Advies 405: Is de inschrijving ten onrechte ongeldig verklaard?

Europese openbare procedure aangekondigd voor een raamovereenkomst met één onderneming voor onderhoud van elementenverhardingen. De inschrijving van klager is ongeldig verklaard om twee redenen:

  1. Uit de referentieverklaring blijkt niet dat er sprake is geweest van 2000 meldingen;

  2. De inschrijfstaat voldoet niet aan bepaling 01.01.06 lid 2 RAW Standaard 2015.

Klager stelt dat haar inschrijving wel geldig is. Daarnaast stelt zij dat de motivering van de gunningsbeslissing gebrekkig is.

Naar het oordeel van de Commissie heeft beklaagde de inschrijving van klager ten onrechte ongeldig verklaard omdat deze niet zou voldoen aan de geschiktheidseis. De inschrijvers moeten op grond van die eis immers aantonen dat zij ten minste 2000 stuks meldingen in een bepaalde periode voor een opdrachtgever hebben afgehandeld. Klager heeft een door gemeente A ondertekende verklaring overgelegd waarin staat: ‘totaal klussen > 2000stuks’. Nu gemeente A het aantal meldingen niet heeft geregistreerd, is het niet proportioneel om van klager te eisen dat zij aantoont hoeveel meldingen zij voor gemeente A heeft verricht. Het is voldoende dat zij aantoont dat het er meer dan 2000 zijn geweest. Bij twijfel aan de geloofwaardigheid van de verklaring ‘totaal klussen > 2000stuks’ door gemeente A had beklaagde niet tot ongeldigverklaring van de inschrijving van klager mogen overgaan, zonder hierover meer navraag te doen bij gemeente A. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

De regeling van artikel 01.01.07.02 Standaard RAW 2015 biedt aanbestedende diensten de mogelijkheid om na te gaan of de inschrijver met de economisch meest voordelige inschrijving een fout heeft gemaakt waardoor hij zijn inschrijving niet gestand kan doen. Indien de inschrijver daarop aangeeft de prijzen opnieuw geanalyseerd te hebben, opnieuw te hebben vastgesteld kostendekkend te hebben ingeschreven en dat zijn inschrijfstaat voldoet aan de eisen van artikel 01.01.06 van het Standaard RAW 2015, zou dat voldoende moeten zijn. Dat een inschrijver rekening houdt met de benodigde afzettingen en het transport van al het benodigde personeel en materiaal van en naar de locatie ligt voor de hand. Indien naar aanleiding van het antwoord van klager bij beklaagde nog twijfel zou bestaan of klager met deze kosten rekening had gehouden, had beklaagde dat alsnog bij klager kunnen navragen. Ook het tweede klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Gelet op het debat dat in de aanloop naar de mededeling van de gunningsbeslissing tussen partijen is gevoerd over de inschrijving van klager in het licht van artikel 01.01.06, komt de Commissie niet tot het oordeel dat een redelijk geïnformeerde en normaal zorgvuldige inschrijver op basis van de in die mededeling gegeven motivering volstrekt geen houvast had om te kunnen beoordelen of het aanhangig maken van een juridische procedure zinvol was. Daarmee is de motivering van de gunningsbeslissing in de mededeling van de gunningsbeslissing voldoende. Het derde klachtonderdeel is derhalve ongegrond.