Advies 430: Klacht over voorschrijven Duits keurmerk RAL GZ 951/1 voor containers deels gegrond.

Europese openbare procedure voor een overheidsopdracht voor de levering van minicontainers en chips inclusief bijbehorende dienstverlening. Geklaagd wordt over het voorschrijven van het Duitse keurmerk RAL GZ 951/1, wat in strijd zou zijn met artikel 34 VWE, disproportioneel zou zijn en in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

De Commissie overweegt in de eerste plaats dat voor zover de klacht ziet op een schending van art. 34 VWEU bestaande uit een handelen of nalaten buiten de werkingssfeer van de Aanbestedingswet 2012, de Commissie het onderdeel op basis van artikel 1 van haar Reglement niet in behandeling kan nemen.

Uitgangspunt is vervolgens dat een aanbestedende dienst in beginsel vrij is te bepalen wat hij wil inkopen. Daarbij zal hij zoveel mogelijk moeten aansluiten bij de in de markt gehanteerde standaarden of zijn eisen functioneel moeten specificeren (zie artikel 2.76, lid 1 Aw 2012). In beginsel kan een aanbestedende dienst ook een keurmerk verlangen (zie artikel 2.78a Aw 2012 dat is gebaseerd op artikel 43 van Richtlijn 2014/24/EU).

Op grond van de door beklaagde overgelegde brochure van RAL Gütezeichen van mei 2014 heeft de Commissie de indruk dat voor de RAL GZ 951/1 wordt voldaan aan de vereisten van artikel 2.78a, lid 1, sub c, d en e Aw 2012. In dit kader heeft klager onvoldoende aangevoerd om tot een gegrondverklaring op dit punt te kunnen komen.

Naar het oordeel van de Commissie voldoet de keurmerkeis van de ‘Initial testing’ of ‘Erstprüfung’ (zie het document Comparison EN 840 - RAL GZ 951/1, zie 1.12 hiervoor), op grond waarvan de mal vóór de start van de productie moet worden getest, niet aan het vereiste van artikel 2.78a, lid 1, sub a, Aw 2012. Deze eis houdt onvoldoende verband met het voorwerp van de opdracht omdat daarmee producten die niet vóór de start van de productie zijn getest maar wel aan alle kwaliteitseisen voldoen, worden geblokkeerd. In zoverre is klachtonderdeel 2 gegrond.

Voor zover in klachtonderdeel 3 wordt geklaagd dat voor de eis van certificering voor Geprüfte Sicherheit (GS) uit de RAL GZ 951/1 geen mogelijkheid wordt geboden gelijkwaardig bewijs aan te bieden, is klachtonderdeel 3 naar het oordeel van de Commissie ongegrond. Nu voor het voldoen aan de eisen van de RAL GZ 951/1 gelijkwaardig bewijs mag worden geboden, geldt dat ook voor de normeringen die de RAL GZ 951/1 voorschrijft.

Voor zover binnen de RAL GZ 951/1 wordt verwezen naar andere keurmerken of normen, zullen deze ook aan de vereisten van artikelen 2.76 en 2.78a, lid 1 Aw 2012 moeten voldoen. Klager heeft echter onvoldoende onderbouwd dat de eisen betreffende GS, CE en de Franse norm in strijd zijn met artikel 2.76 en 78a, lid 1 Aw 2012. In zoverre zijn de klachtonderdelen 2 en 3 dan ook ongegrond.

Voor zover in klachtonderdeel 3 overigens wordt geklaagd dat in strijd wordt ge-handeld met de Europese regelgeving betreffende CE aanduiding kan de Commissie de klacht op grond van artikel 1 van haar Reglement niet in behandeling nemen.

Ten slotte wordt geklaagd over het vereiste dat de certificaten niet ouder mogen zijn dan 12 maanden, waardoor de ondernemers steeds weer op kosten worden gejaagd. Beklaagde heeft aangegeven juist belang te hechten aan de (onaangekondigde) kwaliteitscontroles omdat daarmee wordt voorkomen dat voor de controles andere containers worden ingebracht dan uiteindelijk worden geleverd en de kwaliteit van de containers voor beklaagde belangrijk is omdat het de bedoeling is dat de containers een groot aantal jaren in de openbare ruimte kunnen worden gebruikt. Tijdens de hoorzitting van het klachtenmeldpunt heeft klager gesteld dat een (Tüv-)certificaat (veel) langer dan een jaar mee zou moeten kunnen indien de matrijs (mal) weinig is gebruikt. Nu het aanbestedende diensten echter niet bekend is of een matrijs veel of weinig is gebruikt, komt het vereiste dat de certificaten niet ouder mogen zijn dan 12 maanden de Commissie op basis van de haar beschikbare informatie niet disproportio-neel voor. In zoverre zijn de klachtonderdelen 2 en 3 dan ook ongegrond.