Advies 457: Besteksposten in inschrijfstaat in strijd met artikel 01.01.06 lid 2 Standaard RAW 2015 - inschrijving terecht ongeldig verklaard.

Europese openbare procedure voor een raamovereenkomst met één ondernemer voor onderhoud van elementverhardingen. Van toepassing zijn de Standaard RAW 2015 bepalingen. De inschrijving van klager is ongeldig verklaard op grond van een groot aantal besteksposten die in strijd met die bepalingen zouden zijn opgesteld. Klager stelt dat haar inschrijving ten onrechte ongeldig verklaard is.

Kennelijk heeft klager de economisch meest voordelige inschrijving ingediend, in dit geval de inschrijving met de laagste prijs. Beklaagde heeft klager immers bij brief van 1 december 2017 verzocht om een toelichting op haar inschrijvingsstaat. In dat kader merkt de Commissie op dat beklaagde klager in dat kader ten onrechte heeft verzocht om een financiële onderbouwing van bepaalde posten. Op grond van artikel 01.01.06, lid 02, jo. 01.01.07, lid 02, Standaard RAW 2015 kan een aanbestedende dienst een inschrijver verzoeken om een schriftelijke toelichting op de ingediende ontleding van de aannemingssom. Het is aan de inschrijver om te bepalen op welke wijze hij aan dat verzoek invulling geeft. Als reden voor haar vermoeden dat de ontleding van de aanneemsom niet conform het bepaalde in artikel 01.01.06, lid 2, Standaard RAW 2015 was, gaf beklaagde aan dat een aantal besteksposten extreem afwijkt van marktconforme tarieven.

Naar het oordeel van de Commissie is de klacht ongegrond. In dat kader zal de Commissie volstaan met de bespreking van enkele besteksposten waaruit dat blijkt. In het bestek is onder meer bestekspost 137010 opgenomen, waarin het volgende is bepaald:
“Reinigen kolken.                   st                     550,00             F
Betreft reinigen van kolken
Straat- en trottoirkolken
Hoeveelheid verontreiniging per kolk ca. 15 kg slib en zand
Machinaal reinigen ter keuze van de aannemer
Vrijgekomen materiaal vervoeren naar een erkend verwerkingsbedrijf.
Acceptatiekosten zijn voor rekening aannemer”

Het gaat hier dus om een resultaatsverplichting met een fictieve hoeveelheid van 550 stuks, waarvoor in de inschrijvingsstaat een prijs per eenheid en een totaalbedrag moet worden ingevuld. Klager heeft een prijs per eenheid van € 0,06 ingevuld. Desgevraagd heeft klager als verklaring voor deze – naar het oordeel van de Commissie inderdaad opvallend lage – prijs het volgende geantwoord:
‘Deze post is geen onderdeel van een rioolreinigingsbestek maar vormt een onderdeel van het elementenverhardingen onderhoud. In die zin staat deze post gelijk aan het verwijderen van vuil, grond aan bestaande elementenverhardingen zoals bkk’s.’

De Commissie interpreteert dit antwoord als volgt: klager verkeert in de veronderstelling dat het niet gaat om een rioolreinigingsbestek, maar om een elementenverhardingenbestek en zij beschouwt om die reden het verwijderen van vuil en dergelijke op dezelfde wijze als het verwijderen van vuil aan bestaande elementenverhardingen. Naar het oordeel van de Commissie mocht ook beklaagde het antwoord van klager aldus interpreteren en op basis daarvan concluderen dat in de visie van klager het verwijderen van vuil dat zich in de kolk bevindt geen onderdeel uitmaakt van het onderhavige bestek. Dit betekent dat beklaagde mocht aannemen dat klager het verwijderen van dat vuil niet heeft aangeboden en derhalve de kosten voor het verwijderen van dat vuil ook niet in de prijs van de betreffende bestekspost heeft opgenomen. Aldus heeft klager inderdaad gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 01.01.06, lid 2, Standaard RAW 2015 en heeft beklaagde met betrekking tot deze bestekspost terecht de inschrijving van klager ongeldig verklaard.

Ook bij een andere bestekspost overweegt de Commissie dat klager gehandeld heeft in strijd met het bepaalde in artikel 01.01.06, lid 2, Standaard RAW 2015.

Overigens heeft de Commissie de indruk dat klager in de toelichting op haar inschrijvingsstaat met haar verwijzing naar “algemene kosten” (subjectief) heeft bedoeld iets anders tot indrukking te brengen dan wat daaronder – naar het oordeel van de Commissie – binnen het bredere kader van de aanbestedingsstukken (in het bijzonder de RAW-systematiek) – objectief verstaan dient te worden: de bestekspost ‘algemene kosten’ in de inschrijvingsstaat onder het subtotaal. Klager heeft in het kader van bestekspost 613430 ‘pasmaken van betontegels (…)’ bijvoorbeeld het volgende aangegeven: ‘Wij hebben onder andere gerekend dat het pas maken van betontegels door een vakman ca. €35,00 met diamantzaag à € 0,00 wordt uitgevoerd. (…) Aan de diamantzaag zijn geen kosten verbonden omdat deze kosten vallen in onze werkplaatskosten c.q. algemene kosten’. Mogelijk heeft klager daarmee bedoeld dat zij daarvoor geen kosten afzonderlijk in rekening zal brengen en dat deze kosten zijn inbegrepen in de prijs voor deze bestekspost, hetgeen is toegestaan. Indien klager niets had gezegd over de diamantzaag (in de omschrijving van de bestekspost was deze niet vermeld) of zou hebben aangegeven dat de kosten daarvoor waren inbegrepen in het uurtarief van de vakman of de prijs van de bestekspost, zou de ontleding van de aannemingssom in overeenstemming met het bepaalde in artikel 01.01.06 Standaard RAW 2015 zijn geweest.

De klacht wordt ongegrond verklaard.