Advies 456: Abnormaal lage prijs? Beklaagde geeft verkeerde uitleg van de inhoud van de opdracht.

Beklaagde heeft op 6 november 2017 een aantal ondernemingen een uitnodiging tot het doen van een inschrijving gestuurd voor een nadere opdracht voor diensten voor bouwkundig vooronderzoek van belendingen te X in het kader van een raamovereenkomst voor ingenieursdiensten. Beklaagde heeft het ARW 2012 van toepassing verklaard.

De klacht houdt in dat beklaagde de winnende inschrijving ten onrechte niet abnormaal laag heeft verklaard.

Beklaagde verweert zich door te stellen dat klager de inhoud van de opdracht mogelijk te zwaar heeft ingeschat. Volgens beklaagde gaat het alleen om bouwkundige vooropnames. Dit standpunt wordt bevestigd door beklaagde nadat de Commissie hierover vragen heeft gesteld, aangezien in het bestek wel gesproken wordt over bouwtechnische keuringen van een aantal risicovolle panden. Klager stelt zich op het standpunt dat die bouwtechnische keuringen inderdaad inbegrepen moesten zijn in de inschrijving.

Naar het oordeel van de Commissie zullen alle redelijk geïnformeerde en normaal zorgvuldige inschrijvers de opdracht, zoals aangeduid in de hiervoor aangehaalde passages, uitleggen in de zin dat er voor de risicovolle panden (naar inschatting van klager ongeveer 50 van de 250) meer gevraagd wordt dan slechts een ‘inventariserende’ vooropname of een ‘globale’ bouwkundige inspectie, namelijk een bouwkundige vooropname én een bouwtechnische keuring.

De Commissie stelt vast dat beklaagde in haar reactie op de klacht echter het volgende heeft geschreven:

‘Over de essentie van de opdracht merkt beklaagde op dat klager mogelijk de zwaarte van de opdracht verkeerd heeft ingeschat. De opdracht betreft slechts de ‘inventariserende’ vooropnames. De bouwkundige vooropnames en bouwkundige opnames zitten niet in de scope van de opdracht. (…) Bovendien ziet de opdracht op een inventarisatie van risico’s met betrekking tot schade aan woningen (belendingen) en daarbij op een eerste ‘globale’ bouw-kundige inspectie. De resultaten van deze inventariserende vooropnames dienen tot betere inschatting van de mogelijke impact van bouwwerkzaamheden en be-treffen adviezen voor eventueel funderingsherstel en in overweging te nemen monitoringswerkzaamheden in het vervolg van het project.’

De Commissie is van oordeel dat beklaagde met deze uitleg, die er op neerkomt dat de opdracht slechts ‘inventariserende’ vooropnames zou betreffen en dat bouwkundige vooropnames en bouwkundige opnames niet in de scope van de opdracht zouden zitten, de opdracht anders uitlegt dan alle redelijk geïnformeerde en normaal zorgvuldige inschrijvers die zullen hebben uitgelegd. De Commissie is verder van oordeel dat de redelijk geïnformeerde en normaal zorgvuldige inschrijvers niet bedacht behoefden te zijn op de afwijkende uitleg van beklaagde, die uitgaat van een beperktere scope van de opdracht. Het voorgaande betekent bovendien dat beklaagde de inschrijvingen niet heeft beoordeeld volgens de vooraf kenbaar gemaakte scope van de opdracht, zodat beklaagde de (nadere) opdracht niet op basis van deze beoordeling had mogen gunnen.

Het voorgaande betekent dat de Commissie niet meer kan toekomen aan de beantwoording van de vraag of beklaagde ten onrechte heeft nagelaten de laagste inschrijver als abnormaal laag terzijde te leggen, waar de klacht op ziet. Daarmee neemt de Commissie de klacht verder niet meer in behandeling.