Advies 520: ICT-aanbesteding: compatibiliteitseis toegestaan?

De klacht ziet op een Europese openbare procedure voor een overheidsopdracht voor leveringen voor het werkend opleveren en vervolgens ter beschikking stellen van een on-premise ICT-oplossing binnen het GEO-domein, inclusief onderhoud en ondersteuning.

De klacht richt zich tegen de eis dat de te gebruiken database software minimaal Oracle 12c moet zijn. Naar het oordeel van de Commissie zullen alle redelijk geïnformeerde en normaal zorgvuldige inschrijvers deze eis op dezelfde wijze uitleggen in die zin dat er geen andere database software is toegestaan dan die van Oracle, ook niet als die andere database software gelijkwaardig is.

Artikel 2.76, lid 3, Aw 2012 ziet op bepaalde technische specificaties die tot bevoordeling of benadeling van bepaalde ondernemingen leiden. Doel van artikel 2.76, lid 3 en 4, Aw 2012 is te voorkomen dat een opdracht naar bepaalde producten wordt toegeschreven. Naar het oordeel van de Commissie is artikel 2.76, lid 3, Aw 2012 echter niet van toepassing op elke technische specificatie, die tot uitsluiting van bepaalde producten of bepaalde ondernemingen kan leiden: aan een (technische) eis is immers inherent dat er altijd ondernemingen zullen zijn die daar niet aan zullen kunnen voldoen en om die reden van deelname aan de aanbestedingsprocedure moeten worden uitgesloten.

De aanbesteder schrijft in de eis niet voor dat een product van een bepaald merk moet worden geleverd in de zin van artikel 2.76, lid 3, Aw 2012. Aanbesteder stelt ‘slechts’ een compatibiliteitseis. Het te leveren product moet kunnen functioneren in combinatie met een product van een bepaald merk. Voor zover een ‘bijzondere werkwijze’ wordt voorgeschreven – het te leveren product moet kunnen functioneren in combinatie met een ander bepaald product – betreft dat niet een bijzondere werkwijze die kenmerkend is voor de producten of diensten van bepaalde ondernemers in de zin van artikel 2.76, lid 3, Aw 2012. Iedere onderneming is vrij om het gevraagde product, dat compatibel moet zijn met de database software van Oracle, te ontwikkelen en te leveren. Meerdere ondernemingen hebben dit product ook daadwerkelijk ontwikkeld en kunnen dit leveren. Daarmee is artikel 2.76, lid 3, Aw 2012 naar het oordeel van de Commissie in het onderhavige geval niet van toepassing.

Verder handelt de aanbesteder naar het oordeel van de Commissie niet in strijd met het proportionaliteitsbeginsel. Dat er voor de aanbesteder meer beheer en vooral meer risico's zitten aan een tweede database is naar het oordeel van de Commissie een goede reden om bij één database te willen blijven. Daarmee houdt de gestelde eis voldoende verband met het voorwerp van de opdracht.

Ten slotte wordt de mededinging naar het oordeel van de Commissie niet ongerechtvaardigd belemmerd in die zin dat er als gevolg van deze keuze onvoldoende mededinging overblijft. Oracle is op de internationale markt van ‘relational database management systems’ (RDBMS) de marktleider en er zijn veel ondernemingen die de gevraagde op een Oracle database gebaseerde applicatie kunnen bouwen en leveren. 

De Commissie acht de klacht ongegrond.