Advies 530: Aanbesteder handelt in strijd met het splitsingsgebod

De klacht betreft een Europese openbare procedure voor een raamovereenkomst met één onderneming voor transportdiensten ten behoeve van het groenbedrijf van de aanbesteder. Geklaagd wordt dat de aanbesteder ten onrechte meerdere gelijksoortige opdrachten zonder deugdelijke motivering heeft samengevoegd en zijn naderhand gegeven beslissing om de raamovereenkomst niet in percelen op te delen te laat en onvoldoende heeft gemotiveerd.

De aanbesteder gaat er eerst vanuit dat sprake is van samenvoeging en meent dat hij deze samenvoeging voldoende heeft gemotiveerd. Na advisering door zijn klachtenmeldpunt dat de motivering onvoldoende is, stelt de aanbesteder dat in feite geen sprake is van samenvoeging en geeft hij alsnog een motivering voor het niet opdelen van de raamovereenkomst in percelen.

De Commissie merkt allereerst op dat aan een raamovereenkomst inherent is dat sprake is van samenvoeging van meerdere (nadere) opdrachten. De klacht houdt in dat de onderhavige raamovereenkomst een achttal categorieën van (nadere) opdrachten voor transportdiensten ten behoeve van het groenbedrijf van de aanbesteder samenvoegt en daardoor in totale omvang “te groot” is voor het MKB. Volgens de klagende brancheorganisatie had de aanbesteder dit kunnen ondervangen door de raamovereenkomst in percelen onder te verdelen (waarbij aanbesteder dan per perceel blijkbaar wederom met één onderneming zou contracteren). In de kern gaat het de brancheorganisatie erom dat ondernemers de mogelijkheid hebben op een gedeelte van de aanbestede raamovereenkomst afzonderlijk te kunnen inschrijven.

De Commissie behandelt eerst de klacht over het tijdstip van motivering van de beslissing tot het niet opdelen van de raamovereenkomst in percelen. De aanbesteder heeft pas een motivering gegeven voor het niet opdelen in percelen ná het verstrijken van de uiterste datum voor het indienen van de inschrijvingen en zelfs na het advies van het eigen klachtenmeldpunt. De Commissie acht de klacht gegrond, voor zover deze het niet tijdig motiveren van het niet opdelen in percelen van de raamovereenkomst betreft. Inhoudelijk ziet de Commissie in de achteraf door de aanbesteder gegeven motivering voor het niet opdelen in percelen onvoldoende terug dat de aanbesteder alle in artikel 1.5, eerste lid, onder a, b en c, Aw 2012 genoemde aspecten concreet heeft afgewogen. Zij komt tot het oordeel dat de door de aanbesteder verstrekte motivering zijn beslissing tot het niet in percelen opdelen van de raamovereenkomst onvoldoende kan dragen en acht de klacht ook op dit punt gegrond.

Nu de Commissie heeft vastgesteld dat de aanbesteder heeft gehandeld in strijd met het splitsingsgebod van artikel 1.5, derde lid, Aw 2012, komt zij niet meer toe aan een beoordeling van de beweerde schending van het in artikel 1.5, eerste lid, Aw 2012 genoemde verbod tot samenvoeging van opdrachten (vgl. Advies 345, overweging 5.10 e.v.).