Advies 602: Klacht over inschrijfvergoeding structuurontwerp gegrond en over honorariumplafond ongegrond

De klacht betreft een Europese niet-openbare procedure voor een overheidsopdracht voor architectendiensten ten behoeve van de nieuwbouw van een school en sportzaal met twee velden en ondersteunende ruimten. Aanbesteder heeft een honorariumplafond vastgesteld en bepaald dat bij inschrijving een structuurontwerp moet worden ingediend.

Geklaagd wordt dat het honorariumplafond een disproportionele contractvoorwaarde vormt en dat geboden inschrijfvergoeding van € 5000, excl. BTW, voor het indienen bij inschrijving van een structuurontwerp veel te laag is.

Uitgangspunt inschrijfvergoeding

De Commissie stelt – in lijn met haar Advies 637 - voorop dat ondernemers niet kunnen verwachten dat een inschrijfvergoeding volledig kostendekkend is. Blijkens de Handreiking Tenderkostenvergoeding (pag. 10, onder 5) is een tenderkostenvergoeding vooral bedoeld als tegemoetkoming in de gemaakte kosten van inschrijving en dekt zij daarmee niet alle kosten die de ondernemers maken voor het verwerven van een opdracht. Ook als de stelling van de brancheorganisatie - dat het indienen van een geldige inschrijving op een aanbesteding als de onderhavige meer dan 25.000 EUR aan kosten met zich brengt - juist is, betreft dat niet allemaal directe, out-of-pocket kosten. Het deelnemen aan aanbestedingen voor ontwerpopdrachten zal daarom op zichzelf nooit een ‘renderend verdienmodel’ kunnen vormen en dat kan ook niet de bedoeling zijn.

Klachtonderdeel 1

Op basis van de haar ter beschikking gestelde stukken kan de Commissie niet tot het oordeel komen dat het honorariumplafond een disproportionele contractvoorwaarde vormt. Zij verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 2

De Commissie kan in zijn algemeenheid geen uitspraak doen over de hoogte van de vergoeding voor het indienen van een structuurontwerp, maar meent dat de door aanbesteder aangeboden vergoeding van € 5000 mede in het licht van Voorschrift 3.8A van de Gids Proportionaliteit en de Handreiking Tenderkostenvergoeding (vgl. ook Advies 502, ov. 5.9.9) niet redelijk voorkomt.

Het is aan aanbesteder om zijn uitvraag te formuleren, maar aanbesteder zal dan ook deugdelijk moeten kunnen onderbouwen dat € 5000 voor het opstellen van een SO een proportionele vergoeding is. Aanbesteder heeft dat in dit geval nagelaten.

De Commissie acht klachtonderdeel 2 gegrond.

Aanbeveling

De Commissie beveelt aan, indien een aanbestedende dienst een bovengrens voor de prijs bepaalt, om deze in ieder geval niet te laag vast te stellen. Anders bestaat het risico dat de inschrijvers noch op prijs, noch op kwaliteit kunnen concurreren. Het is de vraag of dan nog wel wordt gegund op basis van het gunningscriterium economisch meest voordelige inschrijving in de zin van artikel 2.114 Aw 2012 en of de aanbestedende dienst zoveel mogelijk maatschappelijke waarde voor de publieke middelen realiseert (artikel 1.4, lid 2, Aw 2012).