Advies 358: Subjectieve beoordeling gunningscriterium? 'Klik' tussen inschrijver en beoordelaars meewegen is ontoelaatbaar.

Europese openbare aanbesteding voor een raamovereenkomst met één onderneming voor communicatieadvies, vormgeving, DTP, drukwerk-inkoop en fotografie. Klager stelt dat het gunningscriterium 'Casus beeldtaal' onvoldoende transparant is en dat het gunningsmodel zal leiden tot subjectieve beoordeling van de inschrijvingen.

Volgens klager wordt de inschrijver niet op de hoogte gesteld van de - huidige - identiteit,  positionering en profilering, doelgroep(en) en imago van beklaagde en heeft beklaagde daarmee onvoldoende informatie verstrekt om het materiaal dat een inschrijver bij zijn inschrijving moet voegen, (goed) te kunnen leveren. De Commissie is evenwel van oordeel dat beklaagde die informatie wel beschikbaar heeft gesteld, door te verwijzen naar haar website en in de aanbestedingsstukken.

De Commissie trekt een parallel met artikel 2.160 Aw 2012 waarin eisen worden gesteld aan de samenstelling van de jury in het geval van een prijsvraag. Indien van de deelnemers aan een prijsvraag een bijzondere beroepskwalificatie is geëist, dient ten minste een derde van de juryleden dezelfde of een gelijkwaardige kwalificatie te hebben. Hoewel beklaagde niet de procedure van een prijsvraag hanteert, vertoont de door haar gezoken opzet van de beoordeling van de inschrijvingen wel enkele gelijkenissen met de wijze waarop dat bij een prijsvraag gebeurt. Aangezien beklaagde heeft bepaald dat de beoordelingscommissie bestaat uit vakinhoudelijke deskunidgen en inkoopadviseurs en dat deze zal bestaan uit vijf materiedeskundigen wordt geoordeeld dat beklaagde voldoende waarborgen voor een objectieve beoordeling heeft geboden.

Klager klaagt dat de beoordelingscommissie niet alleen het ingediende materiaal gaat beoordelen, maar ook de presentatie en degenen die de presentatie geven. Het houden van een interview in het kader van de kwalitatieve beoordeling acht de Commissie echter in beginsel toelaatbaar (zie ook Hof Den Haag 17 maart 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:413, r.o. 15). Klager stelt dat de beoordelingscommissie beoordeelt of er een 'klik' is tussen een inschrijver en de beoordelaars (in het kader van het interview). Hoewel enige mate van subjectiviteit is toegestaan, acht de Commissie het risico van willekeur en favoritisme bij toepassing van een dergelijk subgunningscriterium te groot. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond, voorzover beklaagde in het kader van de kwalitatieve beoordeling meeweegt in hoeverre er een 'klik' is tussen een inschrijver en de beoordelaars.